Inplanting van mestverwerkingsinstallaties

Installaties voor mestverwerking kunnen zowel ingeplant worden in agrarisch gebied als op bedrijventerreinen.

Het richtkader voor de inplanting van installaties voor mestbehandeling en vergisting in Vlaanderen is de omzendbrief RO/2006/01.

Nieuwe installaties van maximaal 60.000 ton kunnen onder bepaalde voorwaarden ingeplant worden in agrarisch gebied, al dan niet gebonden aan één enkel bedrijf:

- Een mestbehandelings- of vergistingsinstallatie is gebonden aan één enkel bedrijf als meer dan de helft van de behandelde producten afkomstig is van het bedrijf. Wanneer de installaties opgesteld zijn binnenin gebouwen is de plaatsing niet vergunningsplichtig.

- Een mestbehandelings- of vergistingsinstallatie niet gebonden aan één enkel bedrijf kan ook in agrarisch gebied ingeplant worden, met uitzondering van de ruimtelijk kwetsbare gebieden, de habitatgebieden en de beschermde landschappen. De installatie moet dan wel in functie staan van een aantal bedrijven uit de omgeving zowel naar activiteit (behandeling van producten) als naar locatie (in te planten zo dicht mogelijk bij de betrokken bedrijven).

De inplanting van de installatie in agrarisch gebied moet gebeuren met de nodige aandacht voor:

- de ruimtelijke ordening: de ruimtelijke verenigbaarheid met de agrarische omgeving dient geëvalueerd te worden (bijv. het materiaalgebruik, de landschappelijke inkleding);

- de bedrijfsgebondenheid: de bedrijfsgebondenheid wordt ingeschat door na te gaan of de mestbe- of verwerkingsactiviteit zou blijven voortbestaan als de landbouwactiviteit zou worden stopgezet.

- het mobiliteitsaspect: de globale benadering en een aantal belangrijke elementen van het mobiliteitsaspect (aantal bijkomende transportbewegingen en het type weg waarlangs het transport gebeurt) dienen gemotiveerd te worden;

- het inputmateriaal: stromen die niet afkomstig zijn van de land- en tuinbouw mogen tot een maximum van 40 % in de installatie gebruikt worden. Onder stromen „niet afkomstig van land- en tuinbouw" worden secundaire grondstoffen en organische biologische afvalstoffen verstaan, zoals opgenomen in een positieve lijst (Bijlage I van omzendbrief Ruimtelijke Ordening). Dierlijke mest wordt bij de 60 % stromen „direct afkomstig van land- en tuinbouw" gerekend.

ACTIE VCM

Naar aanleiding van de knelpuntennota die VCM in 2015 aan het Kabinet Schauvliege heeft bezorgd, werd goedkeuring gegeven voor update van de ‘positieve lijst’. Deze lijst omvat de 40%-andere organisch-biologische stromen die in een agrarische vergister kunnen worden ingenomen. Via input van en aftoetsing met OVAM, Vlaco, FOD en de sector werd deze lijst geüpdatet, rekening houdend met andere bestaande lijsten (FOD-lijst, VLAREMA-erkende stromen).

De omzendbrief RO/2016/01 - Vervanging 'Bijlage 1: Positieve lijst’ bij de omzendbrief RO/2006/01 werd recent gepubliceerd op de website van Ruimte Vlaanderen.

Dit vervangt bijlage 1, Positieve lijst, bij omzendbrief RO/2006/01 betreffende het afwegingskader en de randvoorwaarden voor de inplanting van installaties voor mestbehandeling en vergisting. Hierdoor wordt de verwerking van toegestane biomassastromen afgestemd op de huidige marktsituatie.

 

Grootschalige mestbehandelings- en vergistingsinstallaties moeten omwille van hun aard, omvang en impact op mobiliteit worden ingeplant op regionale bedrijventerreinen (industriegebieden of specifiek daarvoor voorziene bedrijventerreinen voor afvalverwerking en –recyclage).