Vlaamse wetgeving

Afzet naar tuinen, parken en plantsoenen

Niet alle mestproducten mogen afgezet worden in tuinen, parken en plantsoenen. Enkel stalmest, champost, kunstmest, bewerkte mest met een lage stikstofvrijstelling en gehygiëniseerde mestproducten zijn toegelaten. Onbewerkte pluimveemest of dikke fractie van mest kunnen dus niet naar tuinen, parken en plantsoenen worden afgevoerd. Als u het eindproduct zonder mestafzetdocumenten wil afzetten naar tuinen, parken en plantsoenen, moet dit in een apart register bijgehouden worden. Het is belangrijk dat de Mestbank ook die afzet kan opvolgen. Dat kan alleen op basis van een volledig ingevuld register voor kleine mesttransporten.

Afzet dunne fractie na scheiding

Dunne fractie van varkensmest mag als derogatiemest op derogatiepercelen gebracht worden, indien het aan een bepaalde samenstelling voldoet. Meer informatie alsook de voorwaarden vindt u op de website van VLM-Mestbank.

Het vroegere dunne fractie attest is niet meer nodig.

Afzet eindproduct afkomstig van co-verwerking

De eindproducten van een mestbe- of verwerkingsproces, waarbij enkel dierlijke mest wordt ingebracht, worden in Vlaanderen niet beschouwd als een afvalstof waarop het VLAREMA (Vlaams Reglement inzake Afvalvoorkoming en -beheer) van toepassing is. 

Een inrichting voor de co-verwerking van mest en afvalstoffen (organisch biologisch afval) is naast een mestbe- of verwerking ook een inrichting voor de verwerking van afvalstoffen. De eindstromen die deze installaties opleveren, zijn bijgevolg afvalstoffen. Afvalstoffen kunnen, mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden, erkend worden als grondstof waardoor gebruik als meststof of bodemverbeterend middel mogelijk wordt.             

Wanneer de afvalstof (eindproduct co-verwerking) opgenomen is in de lijst van bijlage 2.2 van het VLAREMA en als voldaan is aan de voorwaarden inzake samenstelling wordt het een grondstof. In deze lijst zijn verschillende afdelingen opgenomen. De afdeling van toepassing voor de co-verwerking van mest en organisch biologisch afval is ‘het gebruik als meststof of bodemverbeterend middel’ (bijlage 2.3.1 van VLAREMA).

PROCEDURE ERKENNING ALS GRONDSTOF 

Indien een afvalstof vermeld staat op de lijst van materialen die in aanmerking komen voor gebruik als grondstof (Bijlage 2.2. van het VLAREMA) worden die minstens éénmaal per jaar bemonsterd door een labo erkend door de OVAM. 

Voor materialen die niet op de lijst van bijlage 2.2. voorkomen, moet altijd een grondstofverklaring worden aangevraagd.

Sinds maart 2018 is VLAREMA 6 in voege. Daarin werd de parameterlijst en bijhorende normen voor grondstoffen, bestemd voor gebruik als meststof of bodemverbeterend middel (Bijlage 2.3.1.) gewijzigd.

Ook werd door OVAM een gedeeltelijke vrijstelling toegestaan van analyseparameters (=VLAREMA6 beperkt) op eindproducten én inputstromen van compostering en vergisting, aan bedrijven met een geldig en volwaardig keuringsattest.

Door beide wijzigingen onderscheiden we  dus 2 parameterpakketten:

Pakket 'VLAREMA 6': 8 zware metalen, minerale olie (GC-FID), 16 PAK’s, hogere chloorbenzenen (tetra, penta en hexaClbenzenen) en PCB’s incl. verzeping
Pakket 'VLAREMA6 beperkt': 8 zware metalen, minerale olie (GC-FID), 16 PAK’s incl. verzeping 

Bekijk hier de pakketten voor producten met DS ≥2% en de pakketten voor producten met DS<2%.

In functie van de omstandigheden is een specifiek parameterpakket noodzakelijk.

Voor inputstromen naar composteerinstallatie, vergistingsinstallatie of biomixinstallatie zijn 2 situaties te onderscheiden:

  • Inputstroom gaat rechtstreeks naar een vergister/composteerder zonder een geldig volwaardig keuringsattest (geen keuringsattest, tijdelijk keuringsattest, voorlopig keuringsattest) of gaat eerst naar een biomixproducent en vervolgens naar een vergister/composteerder. Ongeacht de risicoklasse moet de analyse worden uitgevoerd op het parameterpakket VLAREMA6.
  • Inputstroom gaat wel rechtstreeks naar een vergister/composteerder met een geldig volwaardig keuringsattest. Als de inputstroom door de vergister ingedeeld wordt als risico-klasse 2 dan kan de analyse worden uitgevoerd op het parameterpakket "VLAREMA6 beperkt". Indien de vergister de inputstroom indeelt als risico-klasse 3 dan moet de analyse worden uitgevoerd op het parameterpakket VLAREMA6. Op inputstromen van risico-klasse 1 moeten per definitie geen analyses op VLAREMA worden uitgevoerd.

Voor eindproducten (omslagpunt afvalstof naar grondstof) zijn 2 situaties te onderscheiden:

  • de producent (composteer- of vergistingsinstallatie) beschikt niet over een geldig volwaardig keuringsattest (geen keuringsattest, tijdelijk keuringsattest, voorlopig keuringsattest) of de grondstof gaat rechtstreeks naar de landbouw: dan moet de analyse worden uitgevoerd op het parameterpakket VLAREMA6.
  • als producent (composteer- of vergistingsinstallatie) wel beschikt over een geldig volwaardig keuringsattest: dan mag de analyse worden uitgevoerd op het parameterpakket VLAREMA6 beperkt.

Er is wel een overgangsregeling van toepassing. De grondstoffen bestemd voor gebruik als meststof of bodemverbeterend middel waarvan de totaalconcentratie aan arseen, chroom, kwik en PCB niet voldoet aan de verstrengde normwaarden, of waarvan de totaalconcentratie van de nieuwe parameters (6 extra PAK, zijnde: acenafteen, acenaftyleen, antraceen, dibenzo(a,h)antraceen, fluoreen en pyreen) niet voldoet aan de nieuwe normwaarden of nog niet werd bepaald (staalname vóór 5 maart 2018), blijven het statuut grondstof behouden gedurende een jaar na de inwerkingtreding van dit besluit.

Dit geldt ook voor de VLAREMA-analyses van inputstromen voor verwerking via compostering of vergisting, waarvan het analyserapport dateert van voor 5 maart 2018. Deze inputstromen waren immers VLAREMA-conform op het ogenblik van de rapportering door het labo, en werden afgetoetst aan de geldende wettelijke normen op dat ogenblik.

Sinds het in voege gaan van de nieuwe VLAREMA6 (maart 2018) moet een aanvraag van een grondstofverklaring gebeuren via een webloket. De behandelingstermijn door OVAM wordt verminderd van 45 naar 30 dagen na ontvangst van een volledige aanvraag. De grondstofverklaringen zijn beschikbaar in het webloket.

Indien er een ontheffing wordt aangevraagd volgens het KB 28/01/2013 voor het eindproduct afkomstig van een co-verwerking, en er wordt volgens het VLAREMA een grondstofverklaring vereist, dan moet deze bij de ontheffingsaanvraag worden gevoegd. 
 

KEURINGSATTEST

Van zodra organisch-biologische afvalstoffen worden gebruikt in een biologische verwerking voor de productie van meststoffen of bodemverbeterende middelen is er in plaats van een grondstofverklaring een keuringsattest voor deze eindproducten (vb. compost of digestaat) vereist. Dit keuringsattest geeft bijkomende garanties aan de afnemer op niveau van het product zelf, alsook het productieproces.

Vlaco vzw, is erkend om deze keuringsattesten uit te reiken. Sinds augustus 2013 is SGS Belgium nv ook erkend als keuringsinstelling.

Afzet spuiwater

De wetgeving rond de toepassing van spuiwater van chemische en biologische luchtwassers wordt samengevat in de VEMIS brochure 'Een luchtwasser: wat nu?'. In deze brochure vindt u niet alleen de wetgeving rond aanwending van spuiwater, maar ook de wetgeving met betrekking tot de erkenning van de producten, de aangifte bij de VLM Mestbank en de monitoring van de installatie.

Voor de afzet van spuiwater van chemische en biologische luchtwassers is geen grondstofverklaring nodig. Er is wel een jaarlijkse analyse van het spuiwater nodig. Het minimumpakket van de analyses van de parameters zijn zware metalen (As, Cd, Cr, Cu, Hg, Pb, Zn en Ni) en monocyclische aromatische koolwaterstoffen (BTEX). Het systeem moet wel nog voldoen aan de overige parameters (zie VLAREMA Bijlage 2.3.1 voor gebruik als meststof of bodemverbeterend middel), op basis van een verklaring op erewoord van de producent.

Spuiwater uit een zure wasser (ammoniumsulfaat) is erkend als een kunstmeststof. De ontheffing van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu om het ammoniumsulfaat op gronden van derden in België af te zetten is niet meer nodig sinds 13 maart 2013. Aangezien spuiwater uit een zure wasser aanzien wordt als een kunstmeststof, moet geen transportdocument worden opgemaakt.

Voor biologisch spuiwater is wel een FOD-ontheffing nodig indien naar grond van derden wordt afgezet. Spuiwater uit een biologische wasser is een andere meststof.

Bij de mestbankaangifte moeten de volgende zaken opgegeven worden: de hoeveelheid geproduceerd spuiwater (debietmeterstanden), gemiddelde stikstofconcentratie van het spuiwater op basis van twee analyses per jaar, de hoeveelheid spuiwater dat afgevoerd werd en de hoeveelheid spuiwater dat opgeslagen is op het bedrijf. Bij biologische luchtwassers dient men, in het geval van spuibehandeling en waswaterbehandeling, ook hiervan de specificaties op te geven.

In het kader van de omgevingsvergunning is ook een wekelijkse controle en halfjaarlijkse controle noodzakelijk. De halfjaarlijkse controle van het waswater houdt in dat pH en de verhouding ammoniumstikstof en sulfaat (bij chemische luchtwasser), concentratie N totaal, molaire verhouding ammonium:nitraat/nitriet en ammoniumconcentratie (bij biologische luchtwasser) nagegaan worden.

Voor afzet van chemisch of biologisch spuiwater gelden verschillende regels voor transport:

Eindproduct Type mest & mestcode Afzet naar derden Documenten Opmerkingen
Zuiver spuiwater van chemische wasser

Kunstmest

Ja, zonder FOD-ontheffing

Nee, want kunstmest  
Zuiver spuiwater van biologische wasser

Andere meststof

 

Afzet bij derden: specifieke mestcode + FOD

 

code 1006 – bij aangifte; voor transport aparte mestcode aanvragen bij de VLM Mestbank

Ja, mits FOD-ontheffing

MAD indien naar derden

(geen burenregeling omwille van ‘andere meststof’)

 
Menging spuiwater zure wasser en dierlijke mest bij uitrijden

!! Risico op vorming zeer giftig waterstofsulfide - mengen wordt daarom sterk afgeraden; zeker nooit mengen in mestkelder onder dieren !!!

Dierlijke mest 

code 740 - alle nutriënten tellen mee als dierlijke mest en niet meer als kunstmest (is dus een nadeel om dit gemengd af te zetten)

Ja, zonder FOD-ontheffing MAD of burenregeling indien naar derden Geen export naar Nederland toegelaten omwille van Nederlands verbod op verhandelen van mengsels: artikel 6, lid 1 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet
Menging spuiwater biologische wasser en dierlijke mest

Dierlijke mest

 

code 467 
Ja, zonder FOD-ontheffing (tenzij gemengd met verwerkte mest) MAD of burenregeling indien naar derden Geen export naar Nederland toegelaten omwille van Nederlands verbod op verhandelen van mengsels: artikel 6, lid 1 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

 

Afzet effluent

Effluent is het restproduct na biologische verwerking van mest. Dit product is een kaliummeststof die volgens bepaalde uitzonderingen op Vlaamse landbouwgrond kan uitgereden worden:

  1. Voor effluenten die een laag gehalte aan ammoniakale stikstof bevatten (N<1kg NH4-N/1000 liter) is een emissiearme toediening niet verplicht. Er moet wel een driemaandelijkse analyse plaatsvinden door een erkend laboratorium.
  2. Effluent met een attest voor meststoffen waarvan de stikstofinhoud laag is, mag onder bepaalde voorwaarden worden uitgereden in periodes waarin type 3 meststoffen zonder attest niet mogen worden uitgereden. Voorwaarde is dat het effluent minder dan 0,6 kg N/ton bevat, met een maximumbemesting van 30 kg N/ha, waarvan 10 kg minerale N. Er moet hiervoor een toelating gekregen worden van de Mestbank via een attest voor meststoffen waarvan de stikstofinhoud laag is. Bij elk transport moet een kopie van het attest aanwezig zijn. Het benodigde attest verkrijgt uw transporteur gratis van de producent van het effluent.
  3. Effluent met een bepaalde samenstelling kan toegepast worden op derogatiepercelen. Het effluent mag max. 1 kg N/ton en max. 1 kg P2O5/ton bevatten, en mag niet vermengd worden met dierlijke mest, andere meststoffen of kunstmest.

 

Meer informatie over al deze uitzonderingen is te vinden op de site van de Mestbank.