Door Wageningen University and Research werd een uitgebreid rapport hierover geschreven in 2012.
Uit resultaten van eerder onderzoek is verondersteld dat voeding en mestsamenstelling een rol spelen bij het ontstaan van schuimvorming in de mestkelder.
Twee processen spelen bij schuimvorming een rol: vorming van gas en vorming van oppervlaktespanning-verlagende stoffen. De vorming van gas kan toenemen als de hoeveelheid verteerbare organische stof in de mest toeneemt, wat op kan treden bij een relatief slechte vertering in het dier. Oppervlaktespanning-verlagende stoffen kunnen afkomstig zijn uit het dier (onverteerd vet, eiwit), toegevoegd (spoelwater, etc.) of ontstaan in de mest door specifieke micro-organismen.
De resultaten geven geen duidelijke aanwijzing dat voersamenstelling een rol speelt bij het optreden van schuimvorming in de mestkelder.
De conclusie van een eerder onderzoek (van Voorthuizen et al., 2010) luidt dat onderzoek de schuimvorming in stand wordt gehouden door de groei van draadvormende bacteriën. Het blijft daarbij onduidelijk waarom sommige bedrijven wel besmet raken met dergelijke micro-organismen en andere niet. Indien draadvormers inderdaad een rol spelen zou regelmatige behandeling van aluminiumzout de schuimvorming kunnen bestrijden. Aluminiumzout wordt ook gebruikt ter bestrijding van schuimvorming in slibgistingstanks.
U kan het volledige rapport hier downloaden.
Na een brand is het belangrijk om in eerste instantie contact op te nemen met de Dienst Handhaving van de VLM Mestbank, om de situatie toe te lichten. De contactgegevens vindt u hier.
Deze dienst zal in overleg met de veeteler, OVAM en andere bevoegde diensten zoals de milieudienst van de gemeente (milieuambtenaar), politie (die wellicht een pv heeft opgesteld) en brandweer (die het brandweerverslag opstelde) de beste oplossing uitzoeken.
Gecontamineerde mest (mest + bluswater + andere afvalstoffen die mogelijks in de mest zijn terecht gekomen zoals asbest, isolatiemateriaal, delen van zonnepanelen,…) wordt als afval gezien, en valt dus onder de bevoegdheid van OVAM en moet afgevoerd worden naar industriële afvalverwerkers. Daar zal de mest hoogstwaarschijnlijk, samen met de andere inhoud, verbrand worden.
Melding van de overmacht situatie aan de Dienst Handhaving van de VLM Mestbank is van cruciaal belang om er voor te zorgen dat de mestbalans op het bedrijf blijft kloppen. Als de gecontamineerde mest als afval wordt afgevoerd, zijn er immers geen officiële mestafzetdocumenten. Het ‘verlies’ van de mest als afval kan er bovendien voor zorgen dat toegekende NER-MVW proportioneel geannuleerd worden als het bedrijf onvoldoende mest verwerkt heeft.
Daarom moet er eerst een correcte en officiële inschatting zijn van de hoeveelheid mest en dient bij afvoer de mest mogelijks gewogen te worden. De VLM zal, in overleg met de andere instanties zoals OVAM, kijken hoe de mest correct afgezet moet worden als afval en welke analyses nodig zijn. De bevoegde diensten zullen ook mee helpen zoeken naar de beste afzetmogelijkheid (waar zijn de dichtstbijzijnde industriële afvalverwerkers, wat is de goedkoopste oplossing,…).
Afzet van gecontamineerde mest is een dure afzetpiste, en het is dus zeker ook belangrijk om de brandverzekering in te lichten.